Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor afdempen in het Nederlands
afdempen:
-
afdempen
Conjugations for afdempen:
o.t.t.
- demp af
- dempt af
- dempt af
- dempen af
- dempen af
- dempen af
o.v.t.
- dempte af
- dempte af
- dempte af
- dempten af
- dempten af
- dempten af
v.t.t.
- heb afgedempt
- hebt afgedempt
- heeft afgedempt
- hebben afgedempt
- hebben afgedempt
- hebben afgedempt
v.v.t.
- had afgedempt
- had afgedempt
- had afgedempt
- hadden afgedempt
- hadden afgedempt
- hadden afgedempt
o.t.t.t.
- zal afdempen
- zult afdempen
- zal afdempen
- zullen afdempen
- zullen afdempen
- zullen afdempen
o.v.t.t.
- zou afdempen
- zou afdempen
- zou afdempen
- zouden afdempen
- zouden afdempen
- zouden afdempen
diversen
- demp af!
- dempt af!
- afgedempt
- afdempende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze