Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor afleveren in het Nederlands
afleveren:
-
afleveren
-
afleveren
bezorgen; brengen; afleveren; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen-
thuisbezorgen werkwoord (bezorg thuis, bezorgt thuis, bezorgde thuis, bezorgden thuis, thuisbezorgd)
-
afleveren
bestellen; brengen; afgeven; bezorgen; afleveren; thuisbezorgen; overhandigen-
thuisbezorgen werkwoord (bezorg thuis, bezorgt thuis, bezorgde thuis, bezorgden thuis, thuisbezorgd)
-
afleveren
– het op een bepaalde plek brengen 1
Conjugations for afleveren:
o.t.t.
- lever af
- levert af
- levert af
- leveren af
- leveren af
- leveren af
o.v.t.
- leverde af
- leverde af
- leverde af
- leverden af
- leverden af
- leverden af
v.t.t.
- heb afgeleverd
- hebt afgeleverd
- heeft afgeleverd
- hebben afgeleverd
- hebben afgeleverd
- hebben afgeleverd
v.v.t.
- had afgeleverd
- had afgeleverd
- had afgeleverd
- hadden afgeleverd
- hadden afgeleverd
- hadden afgeleverd
o.t.t.t.
- zal afleveren
- zult afleveren
- zal afleveren
- zullen afleveren
- zullen afleveren
- zullen afleveren
o.v.t.t.
- zou afleveren
- zou afleveren
- zou afleveren
- zouden afleveren
- zouden afleveren
- zouden afleveren
diversen
- lever af!
- levert af!
- afgeleverd
- afleverende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afleveren