Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. belenen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor belenen in het Nederlands

belenen:

belenen werkwoord (beleen, beleent, beleende, beleenden, beleend)

  1. belenen
    verpanden; verpatsen; belenen
    • verpanden werkwoord (verpand, verpandt, verpandde, verpandden, verpand)
    • verpatsen werkwoord (verpats, verpatst, verpatste, verpatsten, verpatst)
    • belenen werkwoord (beleen, beleent, beleende, beleenden, beleend)

Conjugations for belenen:

o.t.t.
  1. beleen
  2. beleent
  3. beleent
  4. belenen
  5. belenen
  6. belenen
o.v.t.
  1. beleende
  2. beleende
  3. beleende
  4. beleenden
  5. beleenden
  6. beleenden
v.t.t.
  1. heb beleend
  2. hebt beleend
  3. heeft beleend
  4. hebben beleend
  5. hebben beleend
  6. hebben beleend
v.v.t.
  1. had beleend
  2. had beleend
  3. had beleend
  4. hadden beleend
  5. hadden beleend
  6. hadden beleend
o.t.t.t.
  1. zal belenen
  2. zult belenen
  3. zal belenen
  4. zullen belenen
  5. zullen belenen
  6. zullen belenen
o.v.t.t.
  1. zou belenen
  2. zou belenen
  3. zou belenen
  4. zouden belenen
  5. zouden belenen
  6. zouden belenen
diversen
  1. beleen!
  2. beleent!
  3. beleend
  4. belenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze