Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. berouw:
  2. berouwen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor berouw in het Nederlands

berouw:

berouw [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het berouw
    de spijt; het berouw
    • spijt [de ~] zelfstandig naamwoord
    • berouw [het ~] zelfstandig naamwoord

berouwen:

berouwen werkwoord (berouw, berouwt, berouwde, berouwden, berouwd)

  1. berouwen
    berouwen
    • berouwen werkwoord (berouw, berouwt, berouwde, berouwden, berouwd)

Conjugations for berouwen:

o.t.t.
  1. berouw
  2. berouwt
  3. berouwt
  4. berouwen
  5. berouwen
  6. berouwen
o.v.t.
  1. berouwde
  2. berouwde
  3. berouwde
  4. berouwden
  5. berouwden
  6. berouwden
v.t.t.
  1. heb berouwd
  2. hebt berouwd
  3. heeft berouwd
  4. hebben berouwd
  5. hebben berouwd
  6. hebben berouwd
v.v.t.
  1. had berouwd
  2. had berouwd
  3. had berouwd
  4. hadden berouwd
  5. hadden berouwd
  6. hadden berouwd
o.t.t.t.
  1. zal berouwen
  2. zult berouwen
  3. zal berouwen
  4. zullen berouwen
  5. zullen berouwen
  6. zullen berouwen
o.v.t.t.
  1. zou berouwen
  2. zou berouwen
  3. zou berouwen
  4. zouden berouwen
  5. zouden berouwen
  6. zouden berouwen
diversen
  1. berouw!
  2. berouwt!
  3. berouwd
  4. berouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze