Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Nederlands ->Vertaal betuttelen

Synoniemen voor "betuttelen" in het Nederlands

Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. betuttelen:

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor betuttelen in het Nederlands

betuttelen:

betuttelen werkwoord (betuttel, betuttelt, betuttelde, betuttelden, betutteld)

  1. betuttelen
    betuttelen
    • betuttelen werkwoord (betuttel, betuttelt, betuttelde, betuttelden, betutteld)

Conjugations for betuttelen:

o.t.t.
  1. betuttel
  2. betuttelt
  3. betuttelt
  4. betuttelen
  5. betuttelen
  6. betuttelen
o.v.t.
  1. betuttelde
  2. betuttelde
  3. betuttelde
  4. betuttelden
  5. betuttelden
  6. betuttelden
v.t.t.
  1. heb betutteld
  2. hebt betutteld
  3. heeft betutteld
  4. hebben betutteld
  5. hebben betutteld
  6. hebben betutteld
v.v.t.
  1. had betutteld
  2. had betutteld
  3. had betutteld
  4. hadden betutteld
  5. hadden betutteld
  6. hadden betutteld
o.t.t.t.
  1. zal betuttelen
  2. zult betuttelen
  3. zal betuttelen
  4. zullen betuttelen
  5. zullen betuttelen
  6. zullen betuttelen
o.v.t.t.
  1. zou betuttelen
  2. zou betuttelen
  3. zou betuttelen
  4. zouden betuttelen
  5. zouden betuttelen
  6. zouden betuttelen
diversen
  1. betuttel!
  2. betuttelt!
  5. betutteld
  6. betuttelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0117 seconde
Page rendered in 1.0 seconds