Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. biefstuk:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor biefstuk in het Nederlands

biefstuk:

biefstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de biefstuk
    de steak; de biefstuk
    • steak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • biefstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de biefstuk
    – stuk vlees van de bovenbil van een koe 1
    de biefstuk
    – stuk vlees van de bovenbil van een koe 1
    • biefstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • biefstuk hoef je maar kort te bakken1

Verwante woorden van "biefstuk":

  • biefstukken, biefstukje, biefstukjes

Verwante definities voor "biefstuk":

  1. stuk vlees van de bovenbil van een koe1
    • biefstuk hoef je maar kort te bakken1