Nederlandse synoniemen van boertje, ander woord voor boertje

Overzicht

Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor boertje in het Nederlands

het boertje
het boertje; burp
- boertje [het ~] zelfstandig naamwoord
- burp [znw.] zelfstandig naamwoord

de boer
de boer; de agrariër
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- agrariër [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
de boer
de boer; de landbouwer
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- landbouwer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
de boer
de boer; de oprisping
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- oprisping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
de boer
de boer; onbeschofte man
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- onbeschofte man [znw.] zelfstandig naamwoord
de boer

– iemand zonder manieren ¹
de boer
– iemand zonder manieren ¹
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - hij gedraagt zich weer als een boer¹
de barbaar
- barbaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
de boer

– iemand zonder manieren ¹
de boer
– iemand zonder manieren ¹
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - hij gedraagt zich weer als een boer¹
de boer

– iemand die van beroep op het land werkt of vee fokt ¹
de boer
– iemand die van beroep op het land werkt of vee fokt ¹
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - deze boer heeft 20 koeien¹
de boer

– geluid van lucht die uit je maag ontsnapt ¹
de boer
– geluid van lucht die uit je maag ontsnapt ¹
- boer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - in China mag je na het eten een boer laten¹

iemand die van beroep op het land werkt of vee fokt¹
- deze boer heeft 20 koeien¹
iemand zonder manieren¹
- hij gedraagt zich weer als een boer¹
geluid van lucht die uit je maag ontsnapt¹
- in China mag je na het eten een boer laten¹