Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. boon:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor boon in het Nederlands

boon:

boon [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de boon
    de boon; bruine boon
    • boon [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bruine boon [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. de boon
    de sperzieboon; de boon
    • sperzieboon [de ~] zelfstandig naamwoord
    • boon [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de boon
    – lange smalle groene peulvrucht 1
    de boon
    – lange smalle groene peulvrucht 1
    • boon [de ~] zelfstandig naamwoord
      • we eten sperziebonen vanavond1
  4. de boon
    – ovaal of rond zaad van een peulvrucht 1
    de boon
    – ovaal of rond zaad van een peulvrucht 1
    • boon [de ~] zelfstandig naamwoord
      • we eten vanavond bruine bonen1

Verwante woorden van "boon":

  • bonen, boontje, boontjes

Verwante definities voor "boon":

  1. lange smalle groene peulvrucht1
    • we eten sperziebonen vanavond1
  2. ovaal of rond zaad van een peulvrucht1
    • we eten vanavond bruine bonen1

Verwante synoniemen voor boon