Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. brassen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor brassen in het Nederlands

brassen:

brassen werkwoord (bras, brast, braste, brasten, gebrast)

  1. brassen
    vreten; brassen; zwelgen; slempen; schransen
    • vreten werkwoord (vreet, vrat, vraten, gevreten)
    • brassen werkwoord (bras, brast, braste, brasten, gebrast)
    • zwelgen werkwoord (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)
    • slempen werkwoord (slemp, slempt, slempte, slempten, geslempt)
    • schransen werkwoord (schrans, schranst, schranste, schransten, geschranst)

Conjugations for brassen:

o.t.t.
  1. bras
  2. brast
  3. brast
  4. brassen
  5. brassen
  6. brassen
o.v.t.
  1. braste
  2. braste
  3. braste
  4. brasten
  5. brasten
  6. brasten
v.t.t.
  1. heb gebrast
  2. hebt gebrast
  3. heeft gebrast
  4. hebben gebrast
  5. hebben gebrast
  6. hebben gebrast
v.v.t.
  1. had gebrast
  2. had gebrast
  3. had gebrast
  4. hadden gebrast
  5. hadden gebrast
  6. hadden gebrast
o.t.t.t.
  1. zal brassen
  2. zult brassen
  3. zal brassen
  4. zullen brassen
  5. zullen brassen
  6. zullen brassen
o.v.t.t.
  1. zou brassen
  2. zou brassen
  3. zou brassen
  4. zouden brassen
  5. zouden brassen
  6. zouden brassen
diversen
  1. bras!
  2. brast!
  3. gebrast
  4. brassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze