Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor bundels in het Nederlands

bundels:

bundels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de bundels
    de boekwerken; de bundels
    • boekwerken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • bundels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de bundels
    de schoven; de bosjes; de bundels
    • schoven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • bosjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • bundels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "bundels":


bundels vorm van bundel:

bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bundel
    de schoof; de bundel; het bosje
    • schoof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bosje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bundel
    de gedichtenbundel; de bundel
  3. de bundel
    de bundel; gedichtenverzameling

bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bundel
    de bundel
    • bundel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    de bos
    – langwerpige dingen die bij elkaar gehouden worden 1
    • bos [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ik kocht een bos wortelen1

bundel

  1. bundel

Verwante woorden van "bundel":