Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. concurrerend:
  2. concurreren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor concurrerend in het Nederlands

concurrerend:

concurrerend bijvoeglijk naamwoord

  1. concurrerend
    concurrerend

concurrerend vorm van concurreren:

concurreren werkwoord (concurreer, concurreert, concurreerde, concurreerden, geconcurreerd)

  1. concurreren
    concurreren; wedijveren; beconcurreren
    • concurreren werkwoord (concurreer, concurreert, concurreerde, concurreerden, geconcurreerd)
    • wedijveren werkwoord (wedijver, wedijvert, wedijverde, wedijverden, gewedijverd)
    • beconcurreren werkwoord (beconcurreer, beconcurreert, beconcurreerde, beconcurreerden, beconcurreerd)

Conjugations for concurreren:

o.t.t.
  1. concurreer
  2. concurreert
  3. concurreert
  4. concurreren
  5. concurreren
  6. concurreren
o.v.t.
  1. concurreerde
  2. concurreerde
  3. concurreerde
  4. concurreerden
  5. concurreerden
  6. concurreerden
v.t.t.
  1. heb geconcurreerd
  2. hebt geconcurreerd
  3. heeft geconcurreerd
  4. hebben geconcurreerd
  5. hebben geconcurreerd
  6. hebben geconcurreerd
v.v.t.
  1. had geconcurreerd
  2. had geconcurreerd
  3. had geconcurreerd
  4. hadden geconcurreerd
  5. hadden geconcurreerd
  6. hadden geconcurreerd
o.t.t.t.
  1. zal concurreren
  2. zult concurreren
  3. zal concurreren
  4. zullen concurreren
  5. zullen concurreren
  6. zullen concurreren
o.v.t.t.
  1. zou concurreren
  2. zou concurreren
  3. zou concurreren
  4. zouden concurreren
  5. zouden concurreren
  6. zouden concurreren
diversen
  1. concurreer!
  2. concurreert!
  3. geconcurreerd
  4. concurrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze