Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. dichtstoten:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor dichtstoten in het Nederlands

dichtstoten:

dichtstoten werkwoord (stoot dicht, stootte dicht, stootten dicht, dichtgestoten)

  1. dichtstoten
    dichtstoten
    • dichtstoten werkwoord (stoot dicht, stootte dicht, stootten dicht, dichtgestoten)

Conjugations for dichtstoten:

o.t.t.
  1. stoot dicht
  2. stoot dicht
  3. stoot dicht
  4. stoten dicht
  5. stoten dicht
  6. stoten dicht
o.v.t.
  1. stootte dicht
  2. stootte dicht
  3. stootte dicht
  4. stootten dicht
  5. stootten dicht
  6. stootten dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgestoten
  2. hebt dichtgestoten
  3. heeft dichtgestoten
  4. hebben dichtgestoten
  5. hebben dichtgestoten
  6. hebben dichtgestoten
v.v.t.
  1. had dichtgestoten
  2. had dichtgestoten
  3. had dichtgestoten
  4. hadden dichtgestoten
  5. hadden dichtgestoten
  6. hadden dichtgestoten
o.t.t.t.
  1. zal dichtstoten
  2. zult dichtstoten
  3. zal dichtstoten
  4. zullen dichtstoten
  5. zullen dichtstoten
  6. zullen dichtstoten
o.v.t.t.
  1. zou dichtstoten
  2. zou dichtstoten
  3. zou dichtstoten
  4. zouden dichtstoten
  5. zouden dichtstoten
  6. zouden dichtstoten
en verder
  1. is dichtgestoten
  2. zijn dichtgestoten
diversen
  1. stoot dicht!
  2. stoot dicht!
  3. dichtgestoten
  4. dichtstotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze