Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. ding:
  2. dingen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor ding in het Nederlands

ding:

ding [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het ding
    het goed; het artikel; het voorwerp; het item; het ding; het object; de zaak
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • artikel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
    • item [het ~] zelfstandig naamwoord
    • ding [het ~] zelfstandig naamwoord
    • object [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. het ding
    – voorwerp 1
    de zaak; het ding
    – voorwerp 1
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
      • op de markt kun je allerlei zaken kopen1
    • ding [het ~] zelfstandig naamwoord
      • hoe heet dat ding ook al weer?1

Verwante woorden van "ding":


Alternatieve synoniemen voor "ding":


Verwante definities voor "ding":

  1. voorwerp1
    • hoe heet dat ding ook al weer?1

ding vorm van dingen:

dingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de dingen
    de dingen; de spullen; de zaakjes; de zaken; het goedje; de waar
    • dingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • spullen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaakjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goedje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord

dingen werkwoord (ding, dingt, dingde, dingden, gedingd)

  1. dingen
    afdingen; dingen
    • afdingen werkwoord (ding af, dingt af, dong af, dongen af, afgedongen)
    • dingen werkwoord (ding, dingt, dingde, dingden, gedingd)

Conjugations for dingen:

o.t.t.
  1. ding
  2. dingt
  3. dingt
  4. dingen
  5. dingen
  6. dingen
o.v.t.
  1. dingde
  2. dingde
  3. dingde
  4. dingden
  5. dingden
  6. dingden
v.t.t.
  1. heb gedingd
  2. hebt gedingd
  3. heeft gedingd
  4. hebben gedingd
  5. hebben gedingd
  6. hebben gedingd
v.v.t.
  1. had gedingd
  2. had gedingd
  3. had gedingd
  4. hadden gedingd
  5. hadden gedingd
  6. hadden gedingd
o.t.t.t.
  1. zal dingen
  2. zult dingen
  3. zal dingen
  4. zullen dingen
  5. zullen dingen
  6. zullen dingen
o.v.t.t.
  1. zou dingen
  2. zou dingen
  3. zou dingen
  4. zouden dingen
  5. zouden dingen
  6. zouden dingen
diversen
  1. ding!
  2. dingt!
  3. gedingd
  4. dingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "dingen":


Verwante synoniemen voor ding