Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor eisend in het Nederlands

eisend:

eisend bijvoeglijk naamwoord

  1. eisend
    eisend
    • eisend bijvoeglijk naamwoord

eisend vorm van eisen:

eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)

  1. eisen
    eisen; aanspraak maken op; vorderen; opeisen; rekwireren; opvorderen
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • aanspraak maken op werkwoord
    • vorderen werkwoord (vorder, vordert, vorderde, vorderden, gevorderd)
    • opeisen werkwoord (eis op, eist op, eiste op, eisten op, opgeeist)
    • rekwireren werkwoord (rekwireer, rekwireert, rekwireerde, rekwireerden, gerekwireerd)
    • opvorderen werkwoord (vorder op, vordert op, vorderde op, vorderden op, opgevorderd)
  2. eisen
    eisen; vorderen; inmanen; invorderen
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • vorderen werkwoord (vorder, vordert, vorderde, vorderden, gevorderd)
    • inmanen werkwoord
    • invorderen werkwoord (vorder in, vordert in, vorderde in, vorderden in, ingevorderd)
  3. eisen
    vereisen; verlangen; eisen; vergen
    • vereisen werkwoord (vereis, vereist, vereiste, vereisten, vereist)
    • verlangen werkwoord (verlang, verlangt, verlangde, verlangden, verlangd)
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • vergen werkwoord (verg, vergt, vergde, vergden, gevergd)
  4. eisen
    reclameren; eisen
    • reclameren werkwoord (reclameer, reclameert, reclameerde, reclameerden, gereclameerd)
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
  5. eisen
    – beslist willen hebben dat het gebeurt 1
    eisen; verlangen
    – beslist willen hebben dat het gebeurt 1
    • eisen werkwoord (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
      • ik eis dat je je jas opruimt1
    • verlangen werkwoord (verlang, verlangt, verlangde, verlangden, verlangd)
      • ik verlang van jou dat je je goed gedraagt1

Conjugations for eisen:

o.t.t.
  1. eis
  2. eist
  3. eist
  4. eisen
  5. eisen
  6. eisen
o.v.t.
  1. eiste
  2. eiste
  3. eiste
  4. eisten
  5. eisten
  6. eisten
v.t.t.
  1. heb geëist
  2. hebt geëist
  3. heeft geëist
  4. hebben geëist
  5. hebben geëist
  6. hebben geëist
v.v.t.
  1. had geëist
  2. had geëist
  3. had geëist
  4. hadden geëist
  5. hadden geëist
  6. hadden geëist
o.t.t.t.
  1. zal eisen
  2. zult eisen
  3. zal eisen
  4. zullen eisen
  5. zullen eisen
  6. zullen eisen
o.v.t.t.
  1. zou eisen
  2. zou eisen
  3. zou eisen
  4. zouden eisen
  5. zouden eisen
  6. zouden eisen
en verder
  1. is geëist
  2. zijn geëist
diversen
  1. eis!
  2. eist!
  3. geëist
  4. eisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "eisen":


Alternatieve synoniemen voor "eisen":


Verwante definities voor "eisen":

  1. beslist willen hebben dat het gebeurt1
    • ik eis dat je je jas opruimt1