Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor energie in het Nederlands

energie:

energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de energie
    momentum; de esprit; de energie; de daadkracht; de werklust; de kracht; de puf; de aandrift; de fut
    • momentum [znw.] zelfstandig naamwoord
    • esprit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • daadkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werklust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aandrift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fut [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de energie
    electrische stroom; de stroom; de energie
  3. de energie
    de sterkte; de dynamiek; de kracht; de energie; fiksheid; de felheid
    • sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dynamiek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fiksheid [znw.] zelfstandig naamwoord
    • felheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. de energie
    de wilskracht; de geestkracht; de energie
  5. de energie
    – kracht die gebruikt kan worden voor warmte, licht, etc. 1
    de energie
    – kracht die gebruikt kan worden voor warmte, licht, etc. 1
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • we halen in Nederland energie uit aardgas1
  6. de energie
    – kracht en zin om iets te doen 1
    de energie
    – kracht en zin om iets te doen 1
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • vol energie ging hij aan het werk1

Alternatieve synoniemen voor "energie":


Verwante definities voor "energie":

  1. kracht die gebruikt kan worden voor warmte, licht, etc.1
    • we halen in Nederland energie uit aardgas1
  2. kracht en zin om iets te doen1
    • vol energie ging hij aan het werk1

Verwante synoniemen voor energie