Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. gekout:
  2. kouten:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gekout in het Nederlands

gekout:

gekout [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. gekout
    het gepraat; het gebabbel; gekout
    • gepraat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gebabbel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gekout [znw.] zelfstandig naamwoord

gekout vorm van kouten:

kouten werkwoord (kout, koutte, koutten, gekout)

  1. kouten
    praten; kouten; kwekken
    • praten werkwoord (praat, praatte, praatten, gepraat)
    • kouten werkwoord (kout, koutte, koutten, gekout)
    • kwekken werkwoord (kwek, kwekt, kwekte, kwekten, gekwekt)

Conjugations for kouten:

o.t.t.
  1. kout
  2. kout
  3. kout
  4. kouten
  5. kouten
  6. kouten
o.v.t.
  1. koutte
  2. koutte
  3. koutte
  4. koutten
  5. koutten
  6. koutten
v.t.t.
  1. heb gekout
  2. hebt gekout
  3. heeft gekout
  4. hebben gekout
  5. hebben gekout
  6. hebben gekout
v.v.t.
  1. had gekout
  2. had gekout
  3. had gekout
  4. hadden gekout
  5. hadden gekout
  6. hadden gekout
o.t.t.t.
  1. zal kouten
  2. zult kouten
  3. zal kouten
  4. zullen kouten
  5. zullen kouten
  6. zullen kouten
o.v.t.t.
  1. zou kouten
  2. zou kouten
  3. zou kouten
  4. zouden kouten
  5. zouden kouten
  6. zouden kouten
diversen
  1. kout!
  2. kout!
  3. gekout
  4. koutend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "kouten":