Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor geslepenheid in het Nederlands

geslepenheid:

geslepenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de geslepenheid
    de geslepenheid; de gewiekstheid
  2. de geslepenheid
    de sluwheid; de leepheid; arglistigheid; de arglist; linkheid; de geslepenheid; de listigheid
  3. de geslepenheid
    geraffineerdheid; de doortraptheid; de gladheid; de sluwheid; de geslepenheid; de leepheid; de gewiekstheid

Verwante woorden van "geslepenheid":


geslepen:

geslepen bijvoeglijk naamwoord

  1. geslepen
    gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig
  2. geslepen
    vlak; effen; gelijk; egaal; glad; geslepen; strak; plat; vlakuit
    • vlak bijvoeglijk naamwoord
    • effen bijvoeglijk naamwoord
    • gelijk bijvoeglijk naamwoord
    • egaal bijvoeglijk naamwoord
    • glad bijvoeglijk naamwoord
    • geslepen bijvoeglijk naamwoord
    • strak bijvoeglijk naamwoord
    • plat bijvoeglijk naamwoord
    • vlakuit bijwoord
  3. geslepen
    sluw; geraffineerd; geslepen; listig; arglistig; doortrapt; slinks; link; leep
  4. geslepen
    gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen
  5. geslepen
    sluw; geslepen; gewiekst; gehaaid; leep
  6. geslepen
    door en door; geroutineerd; uitgeslapen; geslepen; doorgewinterd

Verwante woorden van "geslepen":