Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. gestrekt:
  2. strekken:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gestrekt in het Nederlands

gestrekt:

gestrekt bijvoeglijk naamwoord

  1. gestrekt
    uitgerekt; gestrekt
  2. gestrekt
    liggend; uitgestrekt; languit liggend; gestrekt; languit

gestrekt vorm van strekken:

strekken werkwoord (strek, strekt, strekte, strekten, gestrekt)

  1. strekken
    strekken
    • strekken werkwoord (strek, strekt, strekte, strekten, gestrekt)

Conjugations for strekken:

o.t.t.
  1. strek
  2. strekt
  3. strekt
  4. strekken
  5. strekken
  6. strekken
o.v.t.
  1. strekte
  2. strekte
  3. strekte
  4. strekten
  5. strekten
  6. strekten
v.t.t.
  1. heb gestrekt
  2. hebt gestrekt
  3. heeft gestrekt
  4. hebben gestrekt
  5. hebben gestrekt
  6. hebben gestrekt
v.v.t.
  1. had gestrekt
  2. had gestrekt
  3. had gestrekt
  4. hadden gestrekt
  5. hadden gestrekt
  6. hadden gestrekt
o.t.t.t.
  1. zal strekken
  2. zult strekken
  3. zal strekken
  4. zullen strekken
  5. zullen strekken
  6. zullen strekken
o.v.t.t.
  1. zou strekken
  2. zou strekken
  3. zou strekken
  4. zouden strekken
  5. zouden strekken
  6. zouden strekken
en verder
  1. ben gestrekt
  2. bent gestrekt
  3. is gestrekt
  4. zijn gestrekt
  5. zijn gestrekt
  6. zijn gestrekt
diversen
  1. strek!
  2. strekt!
  3. gestrekt
  4. strekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze