Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gevoeglijkheid in het Nederlands

gevoeglijkheid:

gevoeglijkheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. gevoeglijkheid
    de beleefdheid; de decorum; de betamelijkheid; de beschaafdheid; welgemanierdheid; het fatsoen; de fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid