Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. gips:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gips in het Nederlands

gips:

gips [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gips
    het gips
    • gips [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. het gips
    – wit poeder dat hard wordt 1
    het gips
    – wit poeder dat hard wordt 1
    • gips [het ~] zelfstandig naamwoord
      • haar arm zit in het gips1

Verwante woorden van "gips":

  • gipsen

Verwante definities voor "gips":

  1. wit poeder dat hard wordt1
    • haar arm zit in het gips1

Verwante synoniemen voor gips