Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor helen in het Nederlands
helen:
-
helen
-
helen
-
helen
-
helen
– weer beter, gezond maken/worden 1 -
helen
– iets kopen waarvan je weet dat het gestolen is 1
Conjugations for helen:
o.t.t.
- heel
- heelt
- heelt
- helen
- helen
- helen
o.v.t.
- heelde
- heelde
- heelde
- heelden
- heelden
- heelden
v.t.t.
- heb geheeld
- hebt geheeld
- heeft geheeld
- hebben geheeld
- hebben geheeld
- hebben geheeld
v.v.t.
- had geheeld
- had geheeld
- had geheeld
- hadden geheeld
- hadden geheeld
- hadden geheeld
o.t.t.t.
- zal helen
- zult helen
- zal helen
- zullen helen
- zullen helen
- zullen helen
o.v.t.t.
- zou helen
- zou helen
- zou helen
- zouden helen
- zouden helen
- zouden helen
en verder
- ben geheeld
- bent geheeld
- is geheeld
- zijn geheeld
- zijn geheeld
- zijn geheeld
diversen
- heel!
- heelt!
- geheeld
- helend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwante woorden van "helen":
Alternatieve synoniemen voor "helen":
Verwante definities voor "helen":
helen vorm van hel:
-
de hel