Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Nederlands ->Vertaal kort

Synoniemen voor "kort" in het Nederlands

Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. kort:
  2. korten:

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kort in het Nederlands

kort:

kort bijvoeglijk naamwoord

  1. kort
    bondig; kort
    • bondig bijvoeglijk naamwoord
    • kort bijvoeglijk naamwoord
  2. kort
    – met een kleine lengte 1
    kort
    – met een kleine lengte 1
    • kort bijvoeglijk naamwoord
      • zij heeft kort haar1
  3. kort
    – wat weinig tijd kost 1
    kort
    – wat weinig tijd kost 1
    • kort bijvoeglijk naamwoord
      • dat is een korte film1

Verwante woorden van "kort":


Antoniemen van "kort":


Verwante definities voor "kort":

  1. met een kleine lengte1
    • zij heeft kort haar1
  2. wat weinig tijd kost1
    • dat is een korte film1

korten:

korten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. korten
    korten; snoeien
    • korten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • snoeien [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. korten
    het minderen; krimpen; korten
    • minderen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • krimpen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • korten [znw.] zelfstandig naamwoord

korten werkwoord (kort, kortte, kortten, gekort)

  1. korten
    kort maken; kort knippen; korten
    • kort maken werkwoord (maak 't kort, maakt 't kort, maakte 't kort, maakten 't kort, 't kort gemaakt)
    • kort knippen werkwoord
    • korten werkwoord (kort, kortte, kortten, gekort)
  2. korten
    inkorten; korten
    • inkorten werkwoord (kort in, kortte in, kortten in, ingekort)
    • korten werkwoord (kort, kortte, kortten, gekort)
  3. korten
    besparen; bezuinigen; matigen; korten
    • besparen werkwoord (bespaar, bespaart, bespaarde, bespaarden, bespaard)
    • bezuinigen werkwoord (bezuinig, bezuinigt, bezuinigde, bezuinigden, bezuinigd)
    • matigen werkwoord (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)
    • korten werkwoord (kort, kortte, kortten, gekort)

Conjugations for korten:

o.t.t.
  1. kort
  2. kort
  3. kort
  4. korten
  5. korten
  6. korten
o.v.t.
  1. kortte
  2. kortte
  3. kortte
  4. kortten
  5. kortten
  6. kortten
v.t.t.
  1. heb gekort
  2. hebt gekort
  3. heeft gekort
  4. hebben gekort
  5. hebben gekort
  6. hebben gekort
v.v.t.
  1. had gekort
  2. had gekort
  3. had gekort
  4. hadden gekort
  5. hadden gekort
  6. hadden gekort
o.t.t.t.
  1. zal korten
  2. zult korten
  3. zal korten
  4. zullen korten
  5. zullen korten
  6. zullen korten
o.v.t.t.
  1. zou korten
  2. zou korten
  3. zou korten
  4. zouden korten
  5. zouden korten
  6. zouden korten
en verder
  1. ben gekort
  2. bent gekort
  3. is gekort
  4. zijn gekort
  5. zijn gekort
  6. zijn gekort
diversen
  1. kort!
  2. kort!
  5. gekort
  6. kortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor kort







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0467 seconde
Page rendered in 1.0 seconds