Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor laveren in het Nederlands
laveren:
-
laveren
-
laveren
Conjugations for laveren:
o.t.t.
- laveer
- laveert
- laveert
- laveren
- laveren
- laveren
o.v.t.
- laveerde
- laveerde
- laveerde
- laveerden
- laveerden
- laveerden
v.t.t.
- heb gelaveerd
- hebt gelaveerd
- heeft gelaveerd
- hebben gelaveerd
- hebben gelaveerd
- hebben gelaveerd
v.v.t.
- had gelaveerd
- had gelaveerd
- had gelaveerd
- hadden gelaveerd
- hadden gelaveerd
- hadden gelaveerd
o.t.t.t.
- zal laveren
- zult laveren
- zal laveren
- zullen laveren
- zullen laveren
- zullen laveren
o.v.t.t.
- zou laveren
- zou laveren
- zou laveren
- zouden laveren
- zouden laveren
- zouden laveren
en verder
- ben gelaveerd
- bent gelaveerd
- is gelaveerd
- zijn gelaveerd
- zijn gelaveerd
- zijn gelaveerd
diversen
- laveer!
- laveert!
- gelaveerd
- laverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze