Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor meegaand in het Nederlands
meegaand:
-
meegaand
inschikkelijk; soepel; meegaand; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend-
inschikkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
soepel bijvoeglijk naamwoord
-
meegaand bijvoeglijk naamwoord
-
gewillig bijvoeglijk naamwoord
-
toegeeflijk bijvoeglijk naamwoord
-
gedwee bijvoeglijk naamwoord
-
toegevend bijvoeglijk naamwoord
-
-
meegaand
-
meegaand
onderworpen; volgzaam; gedwee; meegaand-
onderworpen bijvoeglijk naamwoord
-
volgzaam bijvoeglijk naamwoord
-
gedwee bijvoeglijk naamwoord
-
meegaand bijvoeglijk naamwoord
-
Verwante woorden van "meegaand":
meegaand vorm van meegaan:
-
meegaan
begeleiden; chaperonneren; vergezellen; volgen; meegaan; geleiden; escorteren; meelopen-
chaperonneren werkwoord (chaperonneer, chaperonneert, chaperonneerde, chaperonneerden, gechaperonneerd)
-
meegaan
– je met die andere(n) verplaatsen of voortbewegen 1
Conjugations for meegaan:
o.t.t.
- ga mee
- gaat mee
- gaat mee
- gaan mee
- gaan mee
- gaan mee
o.v.t.
- ging mee
- ging mee
- ging mee
- gingen mee
- gingen mee
- gingen mee
v.t.t.
- ben meegegaan
- bent meegegaan
- is meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
v.v.t.
- was meegegaan
- was meegegaan
- was meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
o.t.t.t.
- zal meegaan
- zult meegaan
- zal meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
o.v.t.t.
- zou meegaan
- zou meegaan
- zou meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
diversen
- ga mee!
- gaat mee!
- meegegaan
- meegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze