Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. naroepen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor naroepen in het Nederlands

naroepen:

naroepen werkwoord (roep na, roept na, riep na, riepen na, nageroepen)

  1. naroepen
    naroepen
    • naroepen werkwoord (roep na, roept na, riep na, riepen na, nageroepen)

Conjugations for naroepen:

o.t.t.
  1. roep na
  2. roept na
  3. roept na
  4. roepen na
  5. roepen na
  6. roepen na
o.v.t.
  1. riep na
  2. riep na
  3. riep na
  4. riepen na
  5. riepen na
  6. riepen na
v.t.t.
  1. heb nageroepen
  2. hebt nageroepen
  3. heeft nageroepen
  4. hebben nageroepen
  5. hebben nageroepen
  6. hebben nageroepen
v.v.t.
  1. had nageroepen
  2. had nageroepen
  3. had nageroepen
  4. hadden nageroepen
  5. hadden nageroepen
  6. hadden nageroepen
o.t.t.t.
  1. zal naroepen
  2. zult naroepen
  3. zal naroepen
  4. zullen naroepen
  5. zullen naroepen
  6. zullen naroepen
o.v.t.t.
  1. zou naroepen
  2. zou naroepen
  3. zou naroepen
  4. zouden naroepen
  5. zouden naroepen
  6. zouden naroepen
en verder
  1. ben nageroepen
  2. bent nageroepen
  3. is nageroepen
  4. zijn nageroepen
  5. zijn nageroepen
  6. zijn nageroepen
diversen
  1. roep na!
  2. roept na!
  3. nageroepen
  4. naroepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze