Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. opgehangen:
  2. ophangen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opgehangen in het Nederlands

opgehangen:

opgehangen bijvoeglijk naamwoord

  1. opgehangen
    opgehangen

Verwante woorden van "opgehangen":

  • opgehangene

ophangen:

ophangen werkwoord (hang op, hangt op, hing op, hingen op, opgehangen)

  1. ophangen
    ophangen; opknopen
    • ophangen werkwoord (hang op, hangt op, hing op, hingen op, opgehangen)
    • opknopen werkwoord (knoop op, knoopt op, knoopte op, knoopten op, opgeknoopt)
  2. ophangen
    ophangen; ergens aan hangen

Conjugations for ophangen:

o.t.t.
  1. hang op
  2. hangt op
  3. hangt op
  4. hangen op
  5. hangen op
  6. hangen op
o.v.t.
  1. hing op
  2. hing op
  3. hing op
  4. hingen op
  5. hingen op
  6. hingen op
v.t.t.
  1. heb opgehangen
  2. hebt opgehangen
  3. heeft opgehangen
  4. hebben opgehangen
  5. hebben opgehangen
  6. hebben opgehangen
v.v.t.
  1. had opgehangen
  2. had opgehangen
  3. had opgehangen
  4. hadden opgehangen
  5. hadden opgehangen
  6. hadden opgehangen
o.t.t.t.
  1. zal ophangen
  2. zult ophangen
  3. zal ophangen
  4. zullen ophangen
  5. zullen ophangen
  6. zullen ophangen
o.v.t.t.
  1. zou ophangen
  2. zou ophangen
  3. zou ophangen
  4. zouden ophangen
  5. zouden ophangen
  6. zouden ophangen
en verder
  1. is opgehangen
  2. zijn opgehangen
diversen
  1. hang op!
  2. hangt op!
  3. opgehangen
  4. ophangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ophangen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ophangen
    de wielophanging; de ophanging; ophangen