Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. opstropen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opstropen in het Nederlands

opstropen:

opstropen werkwoord (stroop op, stroopt op, stroopte op, stroopten op, opgestroopt)

  1. opstropen
    opstropen; oprollen
    • opstropen werkwoord (stroop op, stroopt op, stroopte op, stroopten op, opgestroopt)
    • oprollen werkwoord (rol op, rolt op, rolde op, rolden op, opgerold)

Conjugations for opstropen:

o.t.t.
  1. stroop op
  2. stroopt op
  3. stroopt op
  4. stropen op
  5. stropen op
  6. stropen op
o.v.t.
  1. stroopte op
  2. stroopte op
  3. stroopte op
  4. stroopten op
  5. stroopten op
  6. stroopten op
v.t.t.
  1. heb opgestroopt
  2. hebt opgestroopt
  3. heeft opgestroopt
  4. hebben opgestroopt
  5. hebben opgestroopt
  6. hebben opgestroopt
v.v.t.
  1. had opgestroopt
  2. had opgestroopt
  3. had opgestroopt
  4. hadden opgestroopt
  5. hadden opgestroopt
  6. hadden opgestroopt
o.t.t.t.
  1. zal opstropen
  2. zult opstropen
  3. zal opstropen
  4. zullen opstropen
  5. zullen opstropen
  6. zullen opstropen
o.v.t.t.
  1. zou opstropen
  2. zou opstropen
  3. zou opstropen
  4. zouden opstropen
  5. zouden opstropen
  6. zouden opstropen
diversen
  1. stroop op!
  2. stroopt op!
  3. opgestroopt
  4. opstropend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze