Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. opwellen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor opwellen in het Nederlands

opwellen:

opwellen werkwoord (wel op, welt op, welde op, welden op, opgeweld)

  1. opwellen
    opwellen; opborrelen
    • opwellen werkwoord (wel op, welt op, welde op, welden op, opgeweld)
    • opborrelen werkwoord (borrel op, borrelt op, borrelde op, borrelden op, opgeborreld)
  2. opwellen
    opwellen; in het hoofd opkomen

Conjugations for opwellen:

o.t.t.
  1. wel op
  2. welt op
  3. welt op
  4. wellen op
  5. wellen op
  6. wellen op
o.v.t.
  1. welde op
  2. welde op
  3. welde op
  4. welden op
  5. welden op
  6. welden op
v.t.t.
  1. ben opgeweld
  2. bent opgeweld
  3. is opgeweld
  4. zijn opgeweld
  5. zijn opgeweld
  6. zijn opgeweld
v.v.t.
  1. was opgeweld
  2. was opgeweld
  3. was opgeweld
  4. waren opgeweld
  5. waren opgeweld
  6. waren opgeweld
o.t.t.t.
  1. zal opwellen
  2. zult opwellen
  3. zal opwellen
  4. zullen opwellen
  5. zullen opwellen
  6. zullen opwellen
o.v.t.t.
  1. zou opwellen
  2. zou opwellen
  3. zou opwellen
  4. zouden opwellen
  5. zouden opwellen
  6. zouden opwellen
diversen
  1. wel op!
  2. welt op!
  3. opgeweld
  4. opwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opwellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. opwellen
    opwellen