Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor overwegend in het Nederlands
overwegend:
-
overwegend
-
overwegend
voornamelijk; vooral; hoofdzakelijk; in het bijzonder; met name; in de eerste plaats; overwegend-
voornamelijk bijwoord
-
vooral bijwoord
-
hoofdzakelijk bijwoord
-
in het bijzonder bijvoeglijk naamwoord
-
met name bijvoeglijk naamwoord
-
in de eerste plaats bijvoeglijk naamwoord
-
overwegend bijvoeglijk naamwoord
-
overwegend vorm van overwegen:
-
overwegen
-
overwegen
-
overwegen
-
overwegen
-
overwegen
– voor- en nadelen afwegen 1
Conjugations for overwegen:
o.t.t.
- overweeg
- overweegt
- overweegt
- overwegen
- overwegen
- overwegen
o.v.t.
- overwoog
- overwoog
- overwoog
- overwogen
- overwogen
- overwogen
v.t.t.
- heb overwogen
- hebt overwogen
- heeft overwogen
- hebben overwogen
- hebben overwogen
- hebben overwogen
v.v.t.
- had overwogen
- had overwogen
- had overwogen
- hadden overwogen
- hadden overwogen
- hadden overwogen
o.t.t.t.
- zal overwegen
- zult overwegen
- zal overwegen
- zullen overwegen
- zullen overwegen
- zullen overwegen
o.v.t.t.
- zou overwegen
- zou overwegen
- zou overwegen
- zouden overwegen
- zouden overwegen
- zouden overwegen
en verder
- is overwogen
- zijn overwogen
diversen
- overweeg!
- overweegt!
- overwogen
- overwegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het overwegen