Overzicht
Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...
-
plunderen:
- plunderen; leegplunderen; roven; uitplunderen; uitzuigen; uitknijpen; leeghalen; uitpersen; leegroven; leegstelen; stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor plunderen in het Nederlands
plunderen:
-
plunderen
plunderen; leegplunderen; roven; uitplunderen-
leegplunderen werkwoord (plunder leeg, plundert leeg, plunderde leeg, plunderden leeg, leeggeplunderd)
-
plunderen
-
plunderen
plunderen; leegroven; leegplunderen; leegstelen-
leegroven werkwoord
-
leegplunderen werkwoord (plunder leeg, plundert leeg, plunderde leeg, plunderden leeg, leeggeplunderd)
-
plunderen
stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen-
verdonkeremanen werkwoord (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken werkwoord (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
Conjugations for plunderen:
o.t.t.
- plunder
- plundert
- plundert
- plunderen
- plunderen
- plunderen
o.v.t.
- plunderde
- plunderde
- plunderde
- plunderden
- plunderden
- plunderden
v.t.t.
- heb geplunderd
- hebt geplunderd
- heeft geplunderd
- hebben geplunderd
- hebben geplunderd
- hebben geplunderd
v.v.t.
- had geplunderd
- had geplunderd
- had geplunderd
- hadden geplunderd
- hadden geplunderd
- hadden geplunderd
o.t.t.t.
- zal plunderen
- zult plunderen
- zal plunderen
- zullen plunderen
- zullen plunderen
- zullen plunderen
o.v.t.t.
- zou plunderen
- zou plunderen
- zou plunderen
- zouden plunderen
- zouden plunderen
- zouden plunderen
diversen
- plunder!
- plundert!
- geplunderd
- plunderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze