Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor praktisch in het Nederlands

praktisch:

praktisch bijvoeglijk naamwoord

  1. praktisch
    praktisch; in de praktijk
  2. praktisch
    bruikbaar; praktisch; nuttig; voordelig
  3. praktisch
    – nog net niet helemaal 1
    bijna; haast; praktisch; vrijwel; nagenoeg
    – nog net niet helemaal 1
    • bijna bijwoord
      • we zijn bijna thuis1
    • haast bijwoord
      • het is haast tijd om te gaan1
    • praktisch bijvoeglijk naamwoord
      • ik ben praktisch klaar met het werk1
    • vrijwel bijwoord
      • de baby heeft vrijwel de hele nacht gehuild1
    • nagenoeg bijwoord
      • dat jasje is nagenoeg nieuw1
  4. praktisch
    – handig of doelmatig 1
    praktisch
    – handig of doelmatig 1
    • praktisch bijvoeglijk naamwoord
      • haar aanpak is erg praktisch1
  5. praktisch
    – wat met het doen te maken heeft 1
    praktisch
    – wat met het doen te maken heeft 1
    • praktisch bijvoeglijk naamwoord
      • praktisch is hij heel goed, theoretisch niet1

Verwante woorden van "praktisch":

  • praktische

Alternatieve synoniemen voor "praktisch":


Verwante definities voor "praktisch":

  1. nog net niet helemaal1
    • ik ben praktisch klaar met het werk1
  2. handig of doelmatig1
    • haar aanpak is erg praktisch1
  3. wat met het doen te maken heeft1
    • praktisch is hij heel goed, theoretisch niet1