Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor pupillen in het Nederlands

pupillen:

pupillen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de pupillen
    de leerlingen; de scholieren; de pupillen; de studenten

Verwante woorden van "pupillen":


pupil:

pupil [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de pupil
    jonge leerling; de pupil
  2. de pupil
    het maatje; jongmaat; leerknecht; de pupil
    • maatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • jongmaat [znw.] zelfstandig naamwoord
    • leerknecht [znw.] zelfstandig naamwoord
    • pupil [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "pupil":