Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. savoureren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor savoureren in het Nederlands

savoureren:

savoureren werkwoord (savoureer, savoureert, savoureerde, savoureerden, gesavoureerd)

  1. savoureren
    smikkelen; savoureren; smullen; lekker eten
    • smikkelen werkwoord (smikkel, smikkelt, smikkelde, smikkelden, gesmikkeld)
    • savoureren werkwoord (savoureer, savoureert, savoureerde, savoureerden, gesavoureerd)
    • smullen werkwoord (smul, smult, smulde, smulden, gesmuld)
    • lekker eten werkwoord (eet lekker, at lekker, aten lekker, lekker gegeten)

Conjugations for savoureren:

o.t.t.
  1. savoureer
  2. savoureert
  3. savoureert
  4. savoureren
  5. savoureren
  6. savoureren
o.v.t.
  1. savoureerde
  2. savoureerde
  3. savoureerde
  4. savoureerden
  5. savoureerden
  6. savoureerden
v.t.t.
  1. heb gesavoureerd
  2. hebt gesavoureerd
  3. heeft gesavoureerd
  4. hebben gesavoureerd
  5. hebben gesavoureerd
  6. hebben gesavoureerd
v.v.t.
  1. had gesavoureerd
  2. had gesavoureerd
  3. had gesavoureerd
  4. hadden gesavoureerd
  5. hadden gesavoureerd
  6. hadden gesavoureerd
o.t.t.t.
  1. zal savoureren
  2. zult savoureren
  3. zal savoureren
  4. zullen savoureren
  5. zullen savoureren
  6. zullen savoureren
o.v.t.t.
  1. zou savoureren
  2. zou savoureren
  3. zou savoureren
  4. zouden savoureren
  5. zouden savoureren
  6. zouden savoureren
en verder
  1. ben gesavoureerd
  2. bent gesavoureerd
  3. is gesavoureerd
  4. zijn gesavoureerd
  5. zijn gesavoureerd
  6. zijn gesavoureerd
diversen
  1. savoureer!
  2. savoureert!
  3. gesavoureerd
  4. savourerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze