Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor smiechten in het Nederlands

smiechten:

smiechten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de smiechten
    de schoeljes; onbetrouwbare kerels; de smiechten; achterbakse personen

Verwante woorden van "smiechten":


smiechten vorm van smiecht:

smiecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de smiecht
    de smeerlap; de schoft; het mispunt; de naarling; de smiecht; de fielt; de stinkerd; de rotzak
    • smeerlap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schoft [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mispunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • naarling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smiecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • fielt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stinkerd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rotzak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de smiecht
    de fielt; de smeerlap; de schoelje; de smiecht; smiek; de schoft
    • fielt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smeerlap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schoelje [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smiecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smiek [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schoft [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "smiecht":