Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor steenpuist in het Nederlands

steenpuist:

steenpuist [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de steenpuist
    bolling; de steenpuist; de bobbel; de bult; opgezwollen plek; de dikte; de zwelling; de buil
    • bolling [znw.] zelfstandig naamwoord
    • steenpuist [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opgezwollen plek [znw.] zelfstandig naamwoord
    • dikte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zwelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de steenpuist
    de steenpuist; het puistje; de pukkel; het bultje; het bobbeltje
    • steenpuist [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puistje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pukkel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bultje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bobbeltje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. de steenpuist
    de steenpuist; de etterbuil

Verwante woorden van "steenpuist":

  • steenpuisten