Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor sturen in het Nederlands
sturen:
Conjugations for sturen:
o.t.t.
- stuur
- stuurt
- stuurt
- sturen
- sturen
- sturen
o.v.t.
- stuurde
- stuurde
- stuurde
- stuurden
- stuurden
- stuurden
v.t.t.
- heb gestuurd
- hebt gestuurd
- heeft gestuurd
- hebben gestuurd
- hebben gestuurd
- hebben gestuurd
v.v.t.
- had gestuurd
- had gestuurd
- had gestuurd
- hadden gestuurd
- hadden gestuurd
- hadden gestuurd
o.t.t.t.
- zal sturen
- zult sturen
- zal sturen
- zullen sturen
- zullen sturen
- zullen sturen
o.v.t.t.
- zou sturen
- zou sturen
- zou sturen
- zouden sturen
- zouden sturen
- zouden sturen
en verder
- ben gestuurd
- bent gestuurd
- is gestuurd
- zijn gestuurd
- zijn gestuurd
- zijn gestuurd
diversen
- stuur!
- stuurt!
- gestuurd
- sturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de sturen
Verwante woorden van "sturen":
Alternatieve synoniemen voor "sturen":
Verwante definities voor "sturen":
sturen vorm van stuur:
-
het stuur