Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. suizelen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor suizelen in het Nederlands

suizelen:

suizelen werkwoord (suizel, suizelt, suizelde, suizelden, gesuizeld)

  1. suizelen
    suizen; ruisen; suizelen
    • suizen werkwoord (suis, suist, suiste, suisten, gesuist)
    • ruisen werkwoord
    • suizelen werkwoord (suizel, suizelt, suizelde, suizelden, gesuizeld)

Conjugations for suizelen:

o.t.t.
  1. suizel
  2. suizelt
  3. suizelt
  4. suizelen
  5. suizelen
  6. suizelen
o.v.t.
  1. suizelde
  2. suizelde
  3. suizelde
  4. suizelden
  5. suizelden
  6. suizelden
v.t.t.
  1. heb gesuizeld
  2. hebt gesuizeld
  3. heeft gesuizeld
  4. hebben gesuizeld
  5. hebben gesuizeld
  6. hebben gesuizeld
v.v.t.
  1. had gesuizeld
  2. had gesuizeld
  3. had gesuizeld
  4. hadden gesuizeld
  5. hadden gesuizeld
  6. hadden gesuizeld
o.t.t.t.
  1. zal suizelen
  2. zult suizelen
  3. zal suizelen
  4. zullen suizelen
  5. zullen suizelen
  6. zullen suizelen
o.v.t.t.
  1. zou suizelen
  2. zou suizelen
  3. zou suizelen
  4. zouden suizelen
  5. zouden suizelen
  6. zouden suizelen
en verder
  1. ben gesuizeld
  2. bent gesuizeld
  3. is gesuizeld
  4. zijn gesuizeld
  5. zijn gesuizeld
  6. zijn gesuizeld
diversen
  1. suizel!
  2. suizelt!
  3. gesuizeld
  4. suizelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze