Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor teken in het Nederlands

teken:

teken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het teken
    het symptoom; de aanwijzing; het teken; de indicatie
    • symptoom [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • teken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • indicatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. het teken
    het bewijs; het teken; het blijk
    • bewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
    • teken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • blijk [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. het teken
    het sein; het teken; de wenk
    • sein [het ~] zelfstandig naamwoord
    • teken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • wenk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. het teken
    het teken; het signaal
    • teken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • signaal [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. het teken
    het onderscheidingsteken; het teken
  6. het teken
    – figuur om iets anders aan te duiden 1
    het teken
    – figuur om iets anders aan te duiden 1
    • teken [het ~] zelfstandig naamwoord
      • dit is het teken voor vrede1
  7. het teken
    – wat iets anders aanduidt 1
    het teken
    – wat iets anders aanduidt 1
    • teken [het ~] zelfstandig naamwoord
      • rode wangen zijn een teken van gezondheid1

teken

  1. teken

Verwante woorden van "teken":


Alternatieve synoniemen voor "teken":


Verwante definities voor "teken":

  1. figuur om iets anders aan te duiden1
    • dit is het teken voor vrede1
  2. wat iets anders aanduidt1
    • rode wangen zijn een teken van gezondheid1

teken vorm van tekenen:

tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)

  1. tekenen
    tekenen; afbeelden; schilderen; portretteren
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • afbeelden werkwoord (beeld af, beeldt af, beeldde af, beeldden af, afgebeeld)
    • schilderen werkwoord (schilder, schildert, schilderde, schilderden, geschilderd)
    • portretteren werkwoord
  2. tekenen
    tekenen; uittekenen
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • uittekenen werkwoord (teken uit, tekent uit, tekende uit, tekenden uit, uitgetekend)
  3. tekenen
    ondertekenen; tekenen; signeren
    • ondertekenen werkwoord (onderteken, ondertekent, ondertekende, ondertekenden, ondertekend)
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • signeren werkwoord (signeer, signeert, signeerde, signeerden, gesigneerd)
  4. tekenen
    karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen
    • karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • typeren werkwoord (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
    • kenschetsen werkwoord (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
  5. tekenen
    – er je handtekening onder zetten 1
    tekenen
    – er je handtekening onder zetten 1
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
      • je moet dit formulier nog tekenen1
  6. tekenen
    – duidelijk laten uitkomen hoe het is 1
    tekenen
    – duidelijk laten uitkomen hoe het is 1
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
      • het tekent hem dat hij een uur te laat was1
  7. tekenen
    – een afbeelding van iets of iemand maken 1
    tekenen
    – een afbeelding van iets of iemand maken 1
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
      • hij tekende een landschap1

Conjugations for tekenen:

o.t.t.
  1. teken
  2. tekent
  3. tekent
  4. tekenen
  5. tekenen
  6. tekenen
o.v.t.
  1. tekende
  2. tekende
  3. tekende
  4. tekenden
  5. tekenden
  6. tekenden
v.t.t.
  1. heb getekend
  2. hebt getekend
  3. heeft getekend
  4. hebben getekend
  5. hebben getekend
  6. hebben getekend
v.v.t.
  1. had getekend
  2. had getekend
  3. had getekend
  4. hadden getekend
  5. hadden getekend
  6. hadden getekend
o.t.t.t.
  1. zal tekenen
  2. zult tekenen
  3. zal tekenen
  4. zullen tekenen
  5. zullen tekenen
  6. zullen tekenen
o.v.t.t.
  1. zou tekenen
  2. zou tekenen
  3. zou tekenen
  4. zouden tekenen
  5. zouden tekenen
  6. zouden tekenen
en verder
  1. ben getekend
  2. bent getekend
  3. is getekend
  4. zijn getekend
  5. zijn getekend
  6. zijn getekend
diversen
  1. teken!
  2. tekent!
  3. getekend
  4. tekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "tekenen":


Alternatieve synoniemen voor "tekenen":


Verwante definities voor "tekenen":

  1. er je handtekening onder zetten1
    • je moet dit formulier nog tekenen1
  2. duidelijk laten uitkomen hoe het is1
    • het tekent hem dat hij een uur te laat was1
  3. een afbeelding van iets of iemand maken1
    • hij tekende een landschap1

teken vorm van teek:

teek [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de teek
    de teek
    • teek [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "teek":


Verwante synoniemen voor teken