Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. thuisblijver:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor thuisblijver in het Nederlands

thuisblijver:

thuisblijver [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de thuisblijver
    de thuisblijver; de huismus; thuisblijfster

Verwante woorden van "thuisblijver":