Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor toost in het Nederlands

toost:

toost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de toost
    de heildronk; de toost
    • heildronk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de toost
    de toast; de toost; geroosterd brood; toostbrood

Verwante woorden van "toost":


toost vorm van toosten:

toosten werkwoord (toost, toostte, toostten, getoost)

  1. toosten
    toosten; een toost uitbrengen
    • toosten werkwoord (toost, toostte, toostten, getoost)
    • een toost uitbrengen werkwoord (breng een toost uit, brengt een toost uit, bracht een toost uit, brachten een toost uit, een toost uitgebracht)

Conjugations for toosten:

o.t.t.
  1. toost
  2. toost
  3. toost
  4. toosten
  5. toosten
  6. toosten
o.v.t.
  1. toostte
  2. toostte
  3. toostte
  4. toostten
  5. toostten
  6. toostten
v.t.t.
  1. heb getoost
  2. hebt getoost
  3. heeft getoost
  4. hebben getoost
  5. hebben getoost
  6. hebben getoost
v.v.t.
  1. had getoost
  2. had getoost
  3. had getoost
  4. hadden getoost
  5. hadden getoost
  6. hadden getoost
o.t.t.t.
  1. zal toosten
  2. zult toosten
  3. zal toosten
  4. zullen toosten
  5. zullen toosten
  6. zullen toosten
o.v.t.t.
  1. zou toosten
  2. zou toosten
  3. zou toosten
  4. zouden toosten
  5. zouden toosten
  6. zouden toosten
en verder
  1. ben getoost
  2. bent getoost
  3. is getoost
  4. zijn getoost
  5. zijn getoost
  6. zijn getoost
diversen
  1. toost!
  2. toost!
  3. getoost
  4. toostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

toosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de toosten
    de toosten; de heildronken

Verwante woorden van "toosten":


Verwante synoniemen voor toost