Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor trek in het Nederlands
trek:
-
de trek
-
de trek
-
de trek
-
de trek
-
de trek
-
de trek
– zin in eten 1 -
de trek
– het verhuizen naar een ander gebied 1 -
de trek
– lijn in het gezicht 1 -
de trek
– één keer zuigen aan een sigaret 1
Verwante woorden van "trek":
Alternatieve synoniemen voor "trek":
Verwante definities voor "trek":
trekken:
-
trekken
-
trekken
-
trekken
-
trekken
– met kracht naar je toehalen 1 -
trekken
– met kracht naar je toehalen 1 -
trekken
– een tocht maken 1 -
trekken
– verhuizen naar een ander gebied 1 -
trekken
– verplaatsen door naar je toe te halen 1
Conjugations for trekken:
o.t.t.
- trek
- trekt
- trekt
- trekken
- trekken
- trekken
o.v.t.
- trok
- trok
- trok
- trokken
- trokken
- trokken
v.t.t.
- heb getrokken
- hebt getrokken
- heeft getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
v.v.t.
- had getrokken
- had getrokken
- had getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
o.t.t.t.
- zal trekken
- zult trekken
- zal trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
o.v.t.t.
- zou trekken
- zou trekken
- zou trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
en verder
- ben getrokken
- bent getrokken
- is getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
diversen
- trek !
- trekt !
- getrokken
- trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze