Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. tutoyeren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor tutoyeren in het Nederlands

tutoyeren:

tutoyeren werkwoord (tutoyeer, tutoyeert, tutoyeerde, tutoyeerden, getutoyeerd)

  1. tutoyeren
    tutoyeren; jijen; jij zeggen
    • tutoyeren werkwoord (tutoyeer, tutoyeert, tutoyeerde, tutoyeerden, getutoyeerd)
    • jijen werkwoord
    • jij zeggen werkwoord (zeg jij, zegt jij, zei jij, zeiden jij, jij gezegd)

Conjugations for tutoyeren:

o.t.t.
  1. tutoyeer
  2. tutoyeert
  3. tutoyeert
  4. tutoyeren
  5. tutoyeren
  6. tutoyeren
o.v.t.
  1. tutoyeerde
  2. tutoyeerde
  3. tutoyeerde
  4. tutoyeerden
  5. tutoyeerden
  6. tutoyeerden
v.t.t.
  1. heb getutoyeerd
  2. hebt getutoyeerd
  3. heeft getutoyeerd
  4. hebben getutoyeerd
  5. hebben getutoyeerd
  6. hebben getutoyeerd
v.v.t.
  1. had getutoyeerd
  2. had getutoyeerd
  3. had getutoyeerd
  4. hadden getutoyeerd
  5. hadden getutoyeerd
  6. hadden getutoyeerd
o.t.t.t.
  1. zal tutoyeren
  2. zult tutoyeren
  3. zal tutoyeren
  4. zullen tutoyeren
  5. zullen tutoyeren
  6. zullen tutoyeren
o.v.t.t.
  1. zou tutoyeren
  2. zou tutoyeren
  3. zou tutoyeren
  4. zouden tutoyeren
  5. zouden tutoyeren
  6. zouden tutoyeren
en verder
  1. ben getutoyeerd
  2. bent getutoyeerd
  3. is getutoyeerd
  4. zijn getutoyeerd
  5. zijn getutoyeerd
  6. zijn getutoyeerd
diversen
  1. tutoyeer!
  2. tutoyeert!
  3. getutoyeerd
  4. tutoyerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze