Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verdoezeld in het Nederlands

verdoezeld:

verdoezeld bijvoeglijk naamwoord

  1. verdoezeld
    verborgen; verdoezeld; verscholen; verhuld; verholen; verbloemd

verdoezelen:

verdoezelen werkwoord (verdoezel, verdoezelt, verdoezelde, verdoezelden, verdoezeld)

  1. verdoezelen
    verdoezelen; in de doofpot stoppen
    • verdoezelen werkwoord (verdoezel, verdoezelt, verdoezelde, verdoezelden, verdoezeld)
    • in de doofpot stoppen werkwoord (stop in de doofpot, stopt in de doofpot, stopte in de doofpot, stopten in de doofpot, in de doofpot gestopt)

Conjugations for verdoezelen:

o.t.t.
  1. verdoezel
  2. verdoezelt
  3. verdoezelt
  4. verdoezelen
  5. verdoezelen
  6. verdoezelen
o.v.t.
  1. verdoezelde
  2. verdoezelde
  3. verdoezelde
  4. verdoezelden
  5. verdoezelden
  6. verdoezelden
v.t.t.
  1. heb verdoezeld
  2. hebt verdoezeld
  3. heeft verdoezeld
  4. hebben verdoezeld
  5. hebben verdoezeld
  6. hebben verdoezeld
v.v.t.
  1. had verdoezeld
  2. had verdoezeld
  3. had verdoezeld
  4. hadden verdoezeld
  5. hadden verdoezeld
  6. hadden verdoezeld
o.t.t.t.
  1. zal verdoezelen
  2. zult verdoezelen
  3. zal verdoezelen
  4. zullen verdoezelen
  5. zullen verdoezelen
  6. zullen verdoezelen
o.v.t.t.
  1. zou verdoezelen
  2. zou verdoezelen
  3. zou verdoezelen
  4. zouden verdoezelen
  5. zouden verdoezelen
  6. zouden verdoezelen
diversen
  1. verdoezel!
  2. verdoezelt!
  3. verdoezeld
  4. verdoezelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze