Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. verlammen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verlammen in het Nederlands

verlammen:

verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)

  1. verlammen
    verlammen; ontwrichten; krachteloos maken
    • verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)
    • ontwrichten werkwoord (ontwricht, ontwrichtte, ontwrichtten, ontwricht)
    • krachteloos maken werkwoord (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)
  2. verlammen
    verlammen
    • verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)
  3. verlammen
    verlammen; lamleggen
    • verlammen werkwoord (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)
    • lamleggen werkwoord (leg lam, legt lam, legde lam, legden lam, lamgelegd)

Conjugations for verlammen:

o.t.t.
  1. verlam
  2. verlamt
  3. verlamt
  4. verlammen
  5. verlammen
  6. verlammen
o.v.t.
  1. verlamde
  2. verlamde
  3. verlamde
  4. verlamden
  5. verlamden
  6. verlamden
v.t.t.
  1. heb verlamd
  2. hebt verlamd
  3. heeft verlamd
  4. hebben verlamd
  5. hebben verlamd
  6. hebben verlamd
v.v.t.
  1. had verlamd
  2. had verlamd
  3. had verlamd
  4. hadden verlamd
  5. hadden verlamd
  6. hadden verlamd
o.t.t.t.
  1. zal verlammen
  2. zult verlammen
  3. zal verlammen
  4. zullen verlammen
  5. zullen verlammen
  6. zullen verlammen
o.v.t.t.
  1. zou verlammen
  2. zou verlammen
  3. zou verlammen
  4. zouden verlammen
  5. zouden verlammen
  6. zouden verlammen
diversen
  1. verlam!
  2. verlamt!
  3. verlamd
  4. verlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze