Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. verpozen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verpozen in het Nederlands

verpozen:

verpozen werkwoord (verpoos, verpoost, verpoosde, verpoosden, verpoosd)

  1. verpozen
    uitrusten; rusten; relaxen; verpozen
    • uitrusten werkwoord (rust uit, rustte uit, rustten uit, uitgerust)
    • rusten werkwoord (rust, rustte, rustten, gerust)
    • relaxen werkwoord (relax, relaxt, relaxde, relaxden, gerelaxed)
    • verpozen werkwoord (verpoos, verpoost, verpoosde, verpoosden, verpoosd)

Conjugations for verpozen:

o.t.t.
  1. verpoos
  2. verpoost
  3. verpoost
  4. verpozen
  5. verpozen
  6. verpozen
o.v.t.
  1. verpoosde
  2. verpoosde
  3. verpoosde
  4. verpoosden
  5. verpoosden
  6. verpoosden
v.t.t.
  1. heb verpoosd
  2. hebt verpoosd
  3. heeft verpoosd
  4. hebben verpoosd
  5. hebben verpoosd
  6. hebben verpoosd
v.v.t.
  1. had verpoosd
  2. had verpoosd
  3. had verpoosd
  4. hadden verpoosd
  5. hadden verpoosd
  6. hadden verpoosd
o.t.t.t.
  1. zal verpozen
  2. zult verpozen
  3. zal verpozen
  4. zullen verpozen
  5. zullen verpozen
  6. zullen verpozen
o.v.t.t.
  1. zou verpozen
  2. zou verpozen
  3. zou verpozen
  4. zouden verpozen
  5. zouden verpozen
  6. zouden verpozen
diversen
  1. verpoos!
  2. verpoost!
  3. verpoosd
  4. verpozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze