Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. vinger:
  2. vingeren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vinger in het Nederlands

vinger:

vinger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vinger
    de vinger
    • vinger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de vinger
    – elk van de vijf uitsteeksels van je hand 1
    de vinger
    – elk van de vijf uitsteeksels van je hand 1
    • vinger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hij heeft een ring om zijn vinger1

Verwante woorden van "vinger":

  • vingeren, vingers, vingertje, vingertjes

Verwante definities voor "vinger":

  1. elk van de vijf uitsteeksels van je hand1
    • hij heeft een ring om zijn vinger1

vingeren:

vingeren werkwoord (vinger, vingert, vingerde, vingerden, gevingerd)

  1. vingeren
    vingeren
    • vingeren werkwoord (vinger, vingert, vingerde, vingerden, gevingerd)

Conjugations for vingeren:

o.t.t.
  1. vinger
  2. vingert
  3. vingert
  4. vingeren
  5. vingeren
  6. vingeren
o.v.t.
  1. vingerde
  2. vingerde
  3. vingerde
  4. vingerden
  5. vingerden
  6. vingerden
v.t.t.
  1. heb gevingerd
  2. hebt gevingerd
  3. heeft gevingerd
  4. hebben gevingerd
  5. hebben gevingerd
  6. hebben gevingerd
v.v.t.
  1. had gevingerd
  2. had gevingerd
  3. had gevingerd
  4. hadden gevingerd
  5. hadden gevingerd
  6. hadden gevingerd
o.t.t.t.
  1. zal vingeren
  2. zult vingeren
  3. zal vingeren
  4. zullen vingeren
  5. zullen vingeren
  6. zullen vingeren
o.v.t.t.
  1. zou vingeren
  2. zou vingeren
  3. zou vingeren
  4. zouden vingeren
  5. zouden vingeren
  6. zouden vingeren
diversen
  1. vinger!
  2. vingert!
  3. gevingerd
  4. vingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "vingeren":