Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor voorschuiven in het Nederlands

voorschuiven:

voorschuiven werkwoord

  1. voorschuiven
    voortrekken; iemand begunstigen; voorschuiven
  2. voorschuiven
    voortrekken; bevoordelen; begunstigen; voorschuiven
    • voortrekken werkwoord (trek voor, trekt voor, trok voor, trokken voor, voorgetrokken)
    • bevoordelen werkwoord (bevoordeel, bevoordeelt, bevoordeelde, bevoordeelden, bevoordeeld)
    • begunstigen werkwoord (begunstig, begunstigt, begunstigde, begunstigden, begunstigd)
    • voorschuiven werkwoord
  3. voorschuiven
    opschuiven; voorschuiven; duwen; vooruitschuiven
    • opschuiven werkwoord (schuif op, schuift op, schoof op, schoven op, opgeschoven)
    • voorschuiven werkwoord
    • duwen werkwoord (duw, duwt, duwde, duwden, geduwd)
    • vooruitschuiven werkwoord (schuif vooruit, schuift vooruit, schoof vooruit, schoven vooruit, vooruitgeschoven)
  4. voorschuiven