Overzicht
Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...
-
waar:
- waar; artikelen; koopwaar; voorwerpen; handelswaar; nering; koophandel; handel; klandizie; dingen; spullen; zaakjes; zaken; goedje; waren; goederen
- waar; juist; kloppend; precies; uitgerekend; waarachtig; werkelijk; effectief; reëel; metterdaad; warempel; echt; heus
- waar
- waar; natuurlijk; echt; werkelijk; heus
- waren:
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor waar in het Nederlands
waar:
-
waar
waar; juist; kloppend; precies; uitgerekend-
waar bijvoeglijk naamwoord
-
juist bijvoeglijk naamwoord
-
kloppend bijvoeglijk naamwoord
-
precies bijvoeglijk naamwoord
-
uitgerekend bijvoeglijk naamwoord
-
-
waar
waar; waarachtig; werkelijk-
waar bijvoeglijk naamwoord
-
waarachtig bijvoeglijk naamwoord
-
werkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
waar
effectief; reëel; werkelijk; metterdaad; warempel; echt; heus; waarachtig; waar-
effectief bijvoeglijk naamwoord
-
reëel bijvoeglijk naamwoord
-
werkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
metterdaad bijwoord
-
warempel bijwoord
-
echt bijvoeglijk naamwoord
-
heus bijvoeglijk naamwoord
-
waarachtig bijvoeglijk naamwoord
-
waar bijvoeglijk naamwoord
-
-
de waar
– precies als in de werkelijkheid 1de waar; natuurlijk; echt; werkelijk; heus– precies als in de werkelijkheid 1-
natuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
echt bijvoeglijk naamwoord
-
werkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
heus bijvoeglijk naamwoord
-
de waar
– op welke plaats 1 -
de waar
– spullen die je te koop aanbiedt 1
Verwante woorden van "waar":
Alternatieve synoniemen voor "waar":
Verwante definities voor "waar":
waar vorm van waren:
-
de waren
-
waren
Conjugations for waren:
o.t.t.
- waar
- waart
- waart
- waren
- waren
- waren
o.v.t.
- waarde
- waarde
- waarde
- waarden
- waarden
- waarden
v.t.t.
- heb gewaard
- hebt gewaard
- heeft gewaard
- hebben gewaard
- hebben gewaard
- hebben gewaard
v.v.t.
- had gewaard
- had gewaard
- had gewaard
- hadden gewaard
- hadden gewaard
- hadden gewaard
o.t.t.t.
- zal waren
- zult waren
- zal waren
- zullen waren
- zullen waren
- zullen waren
o.v.t.t.
- zou waren
- zou waren
- zou waren
- zouden waren
- zouden waren
- zouden waren
diversen
- waar!
- waart!
- gewaard
- waardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze