Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. zepen:
  2. zeep:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor zepen in het Nederlands

zepen:

zepen werkwoord (zeep, zeept, zeepte, zeepten, gezeept)

  1. zepen
    inzepen; zepen
    • inzepen werkwoord (zeep in, zeept in, zeepte in, zeepten in, ingezeept)
    • zepen werkwoord (zeep, zeept, zeepte, zeepten, gezeept)

Conjugations for zepen:

o.t.t.
  1. zeep
  2. zeept
  3. zeept
  4. zepen
  5. zepen
  6. zepen
o.v.t.
  1. zeepte
  2. zeepte
  3. zeepte
  4. zeepten
  5. zeepten
  6. zeepten
v.t.t.
  1. heb gezeept
  2. hebt gezeept
  3. heeft gezeept
  4. hebben gezeept
  5. hebben gezeept
  6. hebben gezeept
v.v.t.
  1. had gezeept
  2. had gezeept
  3. had gezeept
  4. hadden gezeept
  5. hadden gezeept
  6. hadden gezeept
o.t.t.t.
  1. zal zepen
  2. zult zepen
  3. zal zepen
  4. zullen zepen
  5. zullen zepen
  6. zullen zepen
o.v.t.t.
  1. zou zepen
  2. zou zepen
  3. zou zepen
  4. zouden zepen
  5. zouden zepen
  6. zouden zepen
diversen
  1. zeep!
  2. zeept!
  3. gezeept
  4. zepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "zepen":


zeep:

zeep [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zeep
    de zeep
    • zeep [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de zeep
    – middel om schoon te maken of mee te wassen 1
    de zeep
    – middel om schoon te maken of mee te wassen 1
    • zeep [de ~] zelfstandig naamwoord
      • hij wast zich met water en zeep1

Verwante woorden van "zeep":


Verwante definities voor "zeep":

  1. middel om schoon te maken of mee te wassen1
    • hij wast zich met water en zeep1