Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. zetsels:
  2. zetsel:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor zetsels in het Nederlands

zetsels:

zetsels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zetsels
    het zetten; het zetwerk; de zetsels
    • zetten [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zetwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zetsels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "zetsels":


zetsel:

zetsel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het zetsel
    het residu; het sediment; de depot; afzetsel; het bezinksel; de droesem; het zetsel; het grondsop
    • residu [het ~] zelfstandig naamwoord
    • sediment [het ~] zelfstandig naamwoord
    • depot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • afzetsel [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bezinksel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • droesem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zetsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • grondsop [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. het zetsel
    de droesem; de drab; het grondsop; het dik; de moer; het bezinksel; het zetsel
    • droesem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drab [de ~] zelfstandig naamwoord
    • grondsop [het ~] zelfstandig naamwoord
    • dik [het ~] zelfstandig naamwoord
    • moer [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • bezinksel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zetsel [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "zetsel":